Aantekeningen bij de Bijbel: Spreuken 2:18

Spreuken 2:18

SV	Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
WLC	כִּ֤י שָׁ֣חָה אֶל־מָ֣וֶת בֵּיתָ֑הּ וְאֶל־רְ֝פָאִ֗ים מַעְגְּלֹתֶֽיהָ׃
Trans.	kî šāḥâ ’el-māweṯ bêṯāh wə’el-rəfā’îm m^a‘əgəlōṯeyhā:

Algemeen

Zie ook: Pad, Straat, Weg, Rafa, Rafaiem, Refaim

Aantekeningen

Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.

כִּ֤י

H3588

שָׁ֣חָה

H7743

helt

אֶל־

H413

מָ֣וֶת

H4194

naar den dood

בֵּיתָ֑הּ

H1004

Want haar huis

וְ

H9006

אֶל־

H413

רְ֝פָאִ֗ים

H7496

naar de overledenen

מַעְגְּלֹתֶֽיהָ

H4570

en haar paden

Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

שוח ww "afbuigen, hellen"; Of "zij zinkt met haar huis af naar de dood." De syntax van deze regel is moeilijk. Het werkwoord שָׁחָה is Qal perfect 3^de persoon vrouwelijk enkelvoud van שׁוּחַ ("om af te dalen"), die moet een vrouwelijk enkelvoud onderwerp zijn - waarschijnlijk de "losbandige vrouw" van 2:16-17. Echter, de meeste vertalingen vertalen בֵּיתָהּ met "haar huis" (ms zelfstandig naamwoord vrouwelijk 3^de persoon enkelvoud achtervoegsel) als het onderwerp: "haar huis daalt tot de dood. "Maar בֵּיתָהּ" haar huis "(ms zelfstandig naamwoord vrouwelijk 3^de persoon enkelvoud achtervoegsel) is eerder mannelijk dan vrouwelijk dus kan het niet het onderwerp zijn. K & D 16:83 suggereert dat בֵּיתָהּ ("haar huis") een gecombineerd zelfstandig naamwoord is en dat het onderwerp in aanmerking komt: "zij samen met alles wat behoort tot haar [haar huis] zakt af naar de dood" (GKC 425 § 131.k). D. Kidner suggereert dat "haar huis" verwijst naar "de dood" (bv, Job 17:13; 30:23, Spr. 9:18; Eccl 12:5), wat betekent dat de dood haar huis is: "Ze zakt tot de dood, dat is haar huis "(Spr. [TOTC], 62). De BHS poogt dit syntactische probleem op te lossen door een veronderstelde tekstverbetering te suggereren van MT בֵּיתָהּ ("haar huis") naar het vrouwelijke enkelvoud zelfstandig naamwoord נְתִיבֹתֶהָּ ("haar pad"), wat voorkomt in 7:27 en zo een vrouwelijke onderwerp te herstellen voor het werkwoord : "haar pad zakt af naar de dood." Echter, de lezing van de MT wordt ondersteund door alle versies.
מות "dood"
בַּיִת "huis"
מעגל "(boeren)pad, weg"
רְפָאִים mv. van רָפָא ^H7496 "dood, overleden". In het meervoud altijd in de zin van "dode schimmen, geesten van de dood" (Job 26:5; Ps. 88:11; Spr. 2:18; 9:18; 21:16; Jes. 14:9; 26:14, 19). Lett. "naar de vertrokken geesten" of "naar de Refaim". Hier gebruikt in parallellisme met מָוֶת ("[plaats] van de dood"), רְפָאִים ("de Refaieten") functioneert waarschijnlijk als een pars pro toto van de inwoners (= de geesten van de vertrokken doden) voor bewoonde de plaats (= hel). Het punt van deze regel is dat degenen die ten prooi vallen aan een overspelige vrouw zullen eindigen bij de overledenen geesten in het rijk van de doden. Dit kan betekenen 1) de fysieke dood: hij wordt zelf gedood door haar jaloerse man (bijv. Spr. 5:23; 6:32-35; 7:23-27) of 2) geestelijke dood: hij vindt zichzelf vervreemd uit de gemeenschap, geïsoleerd van de zegeningen van God, een morele melaatse, leven in een schimmig bestaan van 'dood' in het land van waar geen terugkeer mogelijk is (W. McKane, Proverbs [OTL], 288).

____

Varianten Kennicott Vetus Testamentum Hebraicum (1780):

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!