G71 ἄγω
leiden, meenemen, aanvoeren, feest vieren (een), gaan, weggaan, vertrekken
Lukas 22:54 | En zij grepen Hem en leidden [Hem weg], en brachten Hem in het huis des hogepriesters. En Petrus volgde van verre. |
Lukas 23:1 | En de gehele menigte van hen stond op, en leidde Hem tot Pilatus. |
Lukas 23:32 | En er werden ook twee anderen, zijnde kwaaddoeners, geleid, om met Hem gedood te worden. |
Lukas 24:21 | En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israel verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn. |
Johannes 1:42 | Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus. |
Johannes 7:45 | De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeen; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht? |
Johannes 8:3 | En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen. |
Johannes 9:13 | Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest was]. |
Johannes 10:16 | Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, [en] een Herder. |
Johannes 11:7 | Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judea gaan. |
Johannes 11:15 | En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan. |
Johannes 11:16 | Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot [zijn] medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. |
Johannes 14:31 | Maar opdat de wereld wete, dat Ik den Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laat ons van hier gaan. |
Johannes 18:28 | Zij dan leidden Jezus van Kajafas in het rechthuis. En het was 's morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis, opdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het pascha eten mochten. |
Johannes 19:4 | Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik in Hem geen schuld vinde. |
Johannes 19:13 | Als Pilatus dan dit woord hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder op den rechterstoel, in de plaats, genaamd Lithostrotos, en in het Hebreeuws Gabbatha. |
Johannes 19:16 | Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruist zou worden. En zij namen Jezus, en leidden [Hem] weg. |
Handelingen 5:21 | Als zij nu [dit] gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israels, en zonden naar den kerker, om hen te halen. |
Handelingen 5:26 | Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, [doch] niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden). |
Handelingen 5:27 | En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide: |