G181 ἀκαταστασία
onbestendigheid, wanorde, verwarring, rustverstoring
Lukas 21:9 | En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar [nog] is terstond het einde niet. |
1 Corinthiers 14:33 | Want God is geen [God] van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen. |
2 Corinthiers 6:5 | In slagen, in gevangenissen, in beroerten, in arbeid, in waken, in vasten, |
2 Corinthiers 12:20 | Want ik vrees, dat als ik gekomen zal zijn, ik u niet enigszins zal vinden zodanigen als ik wil, en [dat] ik van u zal gevonden worden zodanig als gij niet wilt; dat er niet enigszins [zijn] twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen, opgeblazenheden, beroerten; |
Jakobus 3:16 | Want waar nijd en twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle boze handel. |