Mattheus 7:25 | En er is slagregen nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond. |
Mattheus 7:27 | En de slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot. |
Mattheus 8:26 | En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. |
Mattheus 8:27 | En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! |
Mattheus 11:7 | Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt? |
Mattheus 14:24 | En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was [hun] tegen. |
Mattheus 14:30 | Maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij! |
Mattheus 14:32 | En als zij in het schip geklommen waren, stilde de wind. |
Mattheus 24:31 | En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het [ene] uiterste der hemelen tot het [andere] uiterste derzelve. |
Markus 4:37 | En er werd een grote storm van wind, en de baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd. |
Markus 4:39 | En Hij opgewekt zijnde, bestrafte den wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil. En de wind ging liggen, en er werd grote stilte. |
Markus 4:41 | En zij vreesden met grote vreze, en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? |
Markus 6:48 | En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden, om [het schip] voort te krijgen; want de wind was hun tegen; en omtrent de vierde wake des nachts, kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. |
Markus 6:51 | En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd. |
Markus 13:27 | En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het uiterste der aarde, tot het uiterste des hemels. |
Lukas 7:24 | Als nu de boden van Johannes weggegaan waren, begon Hij tot de scharen van Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt? |
Lukas 8:23 | En als zij voeren, viel Hij in slaap; en er kwam een storm van wind op het meer, en zij werden vol [waters], en waren in nood. |
Lukas 8:24 | En zij gingen tot Hem, en wekten Hem op, zeggende: Meester, Meester, wij vergaan! en Hij, opgestaan zijnde, bestrafte den wind en de watergolven, en zij hielden op, en er werd stilte. |
Lukas 8:25 | En Hij zeide tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij, bevreesd zijnde, verwonderden zich, zeggende tot elkander: Wie is toch Deze, dat Hij ook de winden en het water gebiedt, en zij zijn Hem gehoorzaam? |
Johannes 6:18 | En de zee verhief zich, overmits er een grote wind waaide. |