Johannes 4:3 | Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea. |
Johannes 4:8 | (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) |
Johannes 4:28 | Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: |
Johannes 4:43 | En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar Galilea; |
Johannes 4:47 | Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven. |
Johannes 5:15 | De mens ging heen, en boodschapte den Joden, dat het Jezus was, Die hem gezond gemaakt had. |
Johannes 6:1 | Na dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is [de zee] van Tiberias. |
Johannes 6:22 | Des anderen daags de schare, die aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, daar Zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met Zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar [dat] Zijn discipelen alleen weggevaren waren; |
Johannes 6:66 | Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. |
Johannes 6:68 | Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. |
Johannes 7:53 | En een iegelijk ging heen naar zijn huis. |
Johannes 9:7 | En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam (hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende. |
Johannes 9:11 | Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus, maakte slijk, en bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende. |
Johannes 10:40 | En Hij ging wederom over de Jordaan, tot de plaats, waar Johannes eerst doopte; en Hij bleef aldaar. |
Johannes 11:28 | En dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De Meester is daar, en Hij roept u. |
Johannes 11:46 | Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan had. |
Johannes 11:54 | Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen. |
Johannes 12:19 | De Farizeen dan zeiden onder elkander: Ziet gij [wel], dat gij gans niet vordert? Ziet, de [gehele] wereld gaat Hem na. |
Johannes 12:36 | Terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen. |
Johannes 16:7 | Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. |