G650 ἀποστερέω
bedriegen, roven

Bijbelteksten

Markus 10:19Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer uw vader en uw moeder.
1 Corinthiers 6:7Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
1 Corinthiers 6:8Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
1 Corinthiers 7:5Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met [beider] toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten en bidden moogt verledigen; en komt wederom bijeen, opdat u de satan niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden.
1 Timotheus 6:5Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken.
Jakobus 5:4Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken