G652 ἀπόστολος
boodschapper, apostel

Bijbelteksten

Romeinen 11:13Want ik spreek tot u, heidenen, voor zoveel ik der heidenen apostel ben; ik maak mijn bediening heerlijk;
Romeinen 16:7Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn.
1 Corinthiers 1:1Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder,
1 Corinthiers 4:9Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld, en den engelen, en den mensen.
1 Corinthiers 9:1Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij? Heb ik niet Jezus Christus, onzen Heere, gezien? Zijt gijlieden niet mijn werk in den Heere?
1 Corinthiers 9:2Zo ik anderen geen apostel ben, nochtans ben ik het ulieden; want het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere.
1 Corinthiers 9:5Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, [met ons] om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Cefas?
1 Corinthiers 12:28En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.
1 Corinthiers 12:29Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten?
1 Corinthiers 15:7Daarna is Hij gezien van Jakobus, daarna van al de apostelen.
1 Corinthiers 15:9Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb.
2 Corinthiers 1:1Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaje zijn:
2 Corinthiers 8:23Hetzij [dan] Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij onze broeders, zij zijn afgezanten der Gemeenten, [en] een eer van Christus.
2 Corinthiers 11:5Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen.
2 Corinthiers 11:13Want zulke valse apostelen zijn bedriegelijke arbeiders, zich veranderende in apostelen van Christus.
2 Corinthiers 12:11Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde van u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.
2 Corinthiers 12:12De merktekenen van een apostel zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met tekenen, en wonderen, en krachten.
Galaten 1:1Paulus, een apostel, ([geroepen] niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God den Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft),
Galaten 1:17En ben niet wederom gegaan naar Jeruzalem, tot degenen, die voor mij apostelen waren; maar ik ging henen naar Arabie, en keerde wederom naar Damaskus.
Galaten 1:19En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder des Heeren.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs