Handelingen 26:10 | Hetwelk ik ook gedaan heb te Jeruzalem, en ik heb velen van de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpriesters ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, stemde ik het toe. |
Handelingen 26:12 | Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk [ik] van de overpriesters [had], |
Hebreeen 2:17 | Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God [te doen waren], om de zonden des volks te verzoenen. |
Hebreeen 3:1 | Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus; |
Hebreeen 4:14 | Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. |
Hebreeen 4:15 | Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, [doch] zonder zonde. |
Hebreeen 5:1 | Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God [te doen zijn], opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden; |
Hebreeen 5:5 | Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. |
Hebreeen 5:10 | En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek. |
Hebreeen 6:20 | Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, [namelijk] Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. |
Hebreeen 7:26 | Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden; |
Hebreeen 7:27 | Dien het niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren, daarna, [voor de zonden] des volks; want dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft. |
Hebreeen 7:28 | Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is [gevolgd, stelt] den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. |
Hebreeen 8:1 | De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, [dat] wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter[hand] van den troon der Majesteit in de hemelen: |
Hebreeen 8:3 | Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren. |
Hebreeen 9:7 | Maar in den tweeden [tabernakel ging] alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en [voor] des volks misdaden. |
Hebreeen 9:11 | Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, |
Hebreeen 9:25 | Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; |
Hebreeen 13:11 | Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. |