Lukas 20:11 | En wederom zond hij nog een anderen dienstknecht; maar ook dien geslagen en smadelijk behandeld hebbende, zonden zij [hem] ledig heen. |
Johannes 8:49 | Jezus antwoordde: Ik heb den duivel niet; maar Ik eer Mijn Vader, en gij onteert Mij. |
Handelingen 5:41 | Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden. |
Romeinen 1:24 | Daarom heeft God hen ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder elkander te onteren; |
Romeinen 2:23 | Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet? |
Jakobus 2:6 | Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u [niet] tot de rechterstoelen? |