G878 ἄφρων
onverstandig, dwaas, ondoordacht, dolzinnig

Bijbelteksten

Lukas 11:40Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?
Lukas 12:20Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?
Romeinen 2:20Een onderrichter der onwijzen, [en] een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.
1 Corinthiers 15:36Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is;
2 Corinthiers 11:16Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij [dan] aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.
2 Corinthiers 11:19Want gij verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt.
2 Corinthiers 12:6Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde [daarvan] af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort.
2 Corinthiers 12:11Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde van u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.
Efeziers 5:17Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij.
1 Petrus 2:15Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen;

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen