G985 βλαστάνω
uitlopen, uitspruiten, voortbrengen

Bijbelteksten

Mattheus 13:26Toen het nu [tot] kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid.
Markus 4:27En [voorts] sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe.
Hebreeen 9:4Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aaron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds.
Jakobus 5:18En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel