Hebreeen 12:8 | Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen. |
Jakobus 1:12 | Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben. |
Jakobus 1:22 | En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende. |
Jakobus 1:25 | Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, [zeg ik], zal gelukzalig zijn in dit zijn doen. |
Jakobus 2:4 | Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen? |
Jakobus 2:10 | Want wie de gehele wet zal houden, en in een zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. |
Jakobus 2:11 | Want Die gezegd heeft: Gij zult geen overspel doen, Die heeft ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder der wet geworden. |
Jakobus 3:1 | Zijt niet vele meesters, mijn broeders, wetende, dat wij te meerder oordeel zullen ontvangen. |
Jakobus 3:9 | Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. |
Jakobus 3:10 | Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden. |
Jakobus 5:2 | Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden; |
1 Petrus 1:15 | Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, [zo] wordt ook gijzelven heilig in al [uw] wandel; |
1 Petrus 1:16 | Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig. |
1 Petrus 2:7 | U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen [wordt gezegd]: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; |
1 Petrus 3:6 | Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij geworden zijt, als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking. |
1 Petrus 3:13 | En wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede? |
1 Petrus 4:12 | Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte [der verdrukking] onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u [iets] vreemds overkwame; |
1 Petrus 5:3 | Noch als heerschappij voerende over het erfdeel [des Heeren], maar [als] voorbeelden der kudde geworden zijnde. |
2 Petrus 1:4 | Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid. |
2 Petrus 1:16 | Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |