G1097 γινώσκω
leren kennen, bemerken, weten, begrijpen, inzien, kennis hebben van
Markus 4:11 | En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen; |
Markus 4:13 | En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet? En hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan? |
Markus 5:29 | En terstond is de fontein haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij van die kwaal genezen was. |
Markus 5:43 | En Hij gebood hun zeer, dat niemand datzelve zou weten; en zeide, dat men haar zou te eten geven. |
Markus 6:38 | En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet [het]. En toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen. |
Markus 7:24 | En van daar opstaande, ging Hij weg naar de landpalen van Tyrus en Sidon; en in een huis gegaan zijnde, wilde Hij niet, dat het iemand wist, en Hij kon [nochtans] niet verborgen zijn. |
Markus 8:17 | En Jezus, [dat] bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij geen broden hebt? Bemerkt gij nog niet, en verstaat gij niet, hebt gij nog uw verharde hart? |
Markus 9:30 | En van daar weggaande, reisden zij door Galilea; en Hij wilde niet, dat het iemand wist. |
Markus 12:12 | En zij zochten Hem te vangen, maar zij vreesden de schare; want zij verstonden, dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten Hem en gingen weg. |
Markus 13:28 | En leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. |
Markus 13:29 | Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat [het] nabij, voor de deur is. |
Markus 15:10 | (Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.) |
Markus 15:45 | En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam. |
Lukas 1:18 | En Zacharias zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. |
Lukas 1:34 | En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? |
Lukas 2:43 | En de dagen [aldaar] voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. |
Lukas 6:44 | Want ieder boom wordt uit zijn eigen vrucht gekend; want men leest geen vijgen van doornen, en men snijdt geen druif van bramen. |
Lukas 7:39 | En de Farizeer, die Hem genood had, [zulks] ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares. |
Lukas 8:10 | En Hij zeide: U is het gegeven, de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot de anderen [spreek Ik] in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet verstaan. |
Lukas 8:17 | Want er is niets verborgen, dat niet openbaar zal worden; noch heimelijk, dat niet bekend zal worden, en in het openbaar komen. |