Johannes 15:18 | Indien u de wereld haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. |
Johannes 16:3 | En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. |
Johannes 16:19 | Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen [tijd], en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen [tijd], en gij zult Mij zien? |
Johannes 17:3 | En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. |
Johannes 17:7 | Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is. |
Johannes 17:8 | Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 17:23 | Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. |
Johannes 17:25 | Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend, en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 19:4 | Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik in Hem geen schuld vinde. |
Johannes 21:17 | Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, [zoon] van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen. |
Handelingen 1:7 | En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; |
Handelingen 2:36 | Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, [namelijk] dezen Jezus, Dien [gij] gekruist hebt. |
Handelingen 8:30 | En Filippus liep toe, en hoorde hem den profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij ook, hetgeen gij leest? |
Handelingen 9:24 | Maar hun lage werd Saulus bekend; en zij bewaarden de poorten, beide des daags en des nachts, opdat zij hem doden mochten. |
Handelingen 17:13 | Maar als de Joden van Thessalonica verstonden, dat het Woord Gods ook te Berea van Paulus verkondigd werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen. |
Handelingen 17:19 | En zij namen hem, en brachten [hem] op de [plaats, genaamd] Areopagus, zeggende: Kunnen wij [niet] weten, welke deze nieuwe leer zij, daar gij van spreekt? |
Handelingen 17:20 | Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. |
Handelingen 19:15 | Maar de boze geest, antwoordende, zeide: Jezus ken ik, en Paulus weet ik; maar gijlieden, wie zijt gij? |
Handelingen 19:35 | En als de [stads]schrijver de schare gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze! wat mens is er toch, die niet weet, dat de stad der Efezeren de kerkbewaarster zij van de grote godin Diana, en van [het beeld], dat uit den hemel gevallen is? |
Handelingen 20:34 | En gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen, die met mij waren, gediend hebben. |