G1100 γλῶσσα
tong, spraakorgaan, taal

Bijbelteksten

Markus 7:33En hem van de schare alleen genomen hebbende, stak Hij Zijn vingeren in zijn oren, en gespogen hebbende, raakte Hij zijn tong aan;
Markus 7:35En terstond werden zijn oren geopend, en de band zijner tong werd los, en hij sprak recht.
Markus 16:17En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken,
Lukas 1:64En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong [losgemaakt]; en hij sprak, God lovende.
Lukas 16:24En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam.
Handelingen 2:3En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.
Handelingen 2:4En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.
Handelingen 2:11Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.
Handelingen 2:26Daarom is mijn hart verblijd; en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hope;
Handelingen 10:46Want zij hoorden hen spreken [met] vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus:
Handelingen 19:6En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen; en zij spraken met [vreemde] talen, en profeteerden.
Romeinen 3:13Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
Romeinen 14:11Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God belijden.
1 Corinthiers 12:10En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen.
1 Corinthiers 12:28En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.
1 Corinthiers 12:30Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met [menigerlei] talen? Zijn zij allen uitleggers?
1 Corinthiers 13:1Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
1 Corinthiers 13:8De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
1 Corinthiers 14:2Want die een [vreemde] taal spreekt, spreekt niet den mensen, maar Gode; want niemand verstaat [het], doch met den geest spreekt hij verborgenheden.
1 Corinthiers 14:4Die een [vreemde] taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert die sticht de Gemeente.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken