G1228 διάβολος
lasteraar, onderdrukker, duivel, demon
Mattheus 4:1 | Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. |
Mattheus 4:5 | Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; |
Mattheus 4:8 | Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, en hun heerlijkheid; |
Mattheus 4:11 | Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem. |
Mattheus 13:39 | En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. |
Mattheus 25:41 | Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker[hand zijn]: Gaat weg van Mij, gij vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. |
Lukas 4:2 | En werd veertig dagen verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen, en als dezelve geeindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste. |
Lukas 4:3 | En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen, dat hij brood worde. |
Lukas 4:5 | En als Hem de duivel geleid had op een hogen berg, toonde hij Hem al de koninkrijken der wereld, in een ogenblik tijds. |
Lukas 4:6 | En de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht, en de heerlijkheid derzelver [koninkrijken] geven; want zij is mij overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil; |
Lukas 4:13 | En als de duivel alle verzoeking voleindigd had, week hij van Hem voor een tijd. |
Lukas 8:12 | En die bij den weg [bezaaid worden], zijn dezen, die horen; daarna komt de duivel, en neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven, en zalig worden. |
Johannes 6:70 | Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel. |
Johannes 8:44 | Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve [leugen]. |
Johannes 13:2 | En als het avondmaal gedaan was, (toen nu de duivel in het hart van Judas, Simons [zoon], Iskariot, gegeven had, dat hij Hem verraden zou), |
Handelingen 10:38 | [Belangende] Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht; Welke [het land] doorgegaan is, goeddoende, en genezende allen, die van den duivel overweldigd waren; want God was met Hem. |
Handelingen 13:10 | O gij kind des duivels, vol van alle bedrog, en van alle arglistigheid, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren? |
Efeziers 4:27 | En geeft den duivel geen plaats. |
Efeziers 6:11 | Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. |
1 Timotheus 3:6 | Geen nieuweling, opdat hij niet opgeblazen worde, en in het oordeel des duivels valle. |