G1325 δίδωμι
geven, schenken

Bijbelteksten

Mattheus 4:9En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden.
Mattheus 5:31Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief.
Mattheus 5:42Geeft dengene, die [iets] van u bidt, en keert u niet af van dengene, die van u lenen wil.
Mattheus 6:11Geef ons heden ons dagelijks brood.
Mattheus 7:6Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden, en [zich] omkerende, u verscheuren.
Mattheus 7:7Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.
Mattheus 7:11Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden!
Mattheus 9:8De scharen nu [dat] ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had.
Mattheus 10:1En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om dezelve uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwaal te genezen.
Mattheus 10:8Geneest de kranken; reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet.
Mattheus 10:19Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden, wat gij spreken zult.
Mattheus 12:39Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jonas, den profeet.
Mattheus 13:8En een ander [deel] viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig[voud].
Mattheus 13:11En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.
Mattheus 13:12Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
Mattheus 14:7Waarom hij haar met ede beloofde te geven, wat zij ook eisen zou.
Mattheus 14:8En zij, te voren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper.
Mattheus 14:9En de koning werd bedroefd; doch om de eden, en degenen, die [met hem] aanzaten, gebood hij, dat het [haar] zou gegeven worden;
Mattheus 14:11En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, en het dochtertje gegeven; en zij droeg het [tot] haar moeder.
Mattheus 14:16Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te eten.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken