G1391 δόξα
mening, oordeel, gezichtspunt, glorie, pracht, praal

Bijbelteksten

Lukas 19:38Zeggende: Gezegend [is] de Koning, Die daar komt in den Naam des Heeren! Vrede [zij] in den hemel, en heerlijkheid in de hoogste [plaatsen]!
Lukas 21:27En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
Lukas 24:26Moest de Christus niet deze dingen lijden, en [alzo] in Zijn heerlijkheid ingaan?
Johannes 1:14En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
Johannes 2:11Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem.
Johannes 5:41Ik neem geen eer van mensen;
Johannes 5:44Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt?
Johannes 7:18Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem.
Johannes 8:50Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze zoekt en oordeelt.
Johannes 8:54Jezus antwoordde: Indien Ik Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn Vader is het, Die Mij eert, Welken gij zegt, dat uw God is.
Johannes 9:24Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is.
Johannes 11:4En Jezus, [dat] horende, zeide: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods; opdat de Zone Gods door dezelve verheerlijkt worde.
Johannes 11:40Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat, zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult?
Johannes 12:41Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag, en van Hem sprak.
Johannes 12:43Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.
Johannes 17:5En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.
Johannes 17:22En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn;
Johannes 17:24Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld.
Handelingen 7:2En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, [nog] zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran;
Handelingen 7:55Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter[hand] Gods.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs