Lukas 9:32 | Petrus nu, en die met hem [waren], waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden. |
Lukas 10:1 | En na dezen stelde de Heere nog andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht, twee en twee, in iedere stad en plaats, daar Hij komen zou. |
Lukas 10:35 | En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer [aan hem] ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom. |
Lukas 12:6 | Worden niet vijf musjes verkocht voor twee penningskens? En niet een van die is voor God vergeten. |
Lukas 12:52 | Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie. |
Lukas 15:11 | En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen. |
Lukas 16:13 | Geen huisknecht kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten, en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen, en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon. |
Lukas 17:34 | Ik zeg u: In dien nacht zullen twee op een bed zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. |
Lukas 17:35 | Twee [vrouwen] zullen te zamen malen; de ene zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. |
Lukas 18:10 | Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden, de een was een Farizeer, en de ander een tollenaar. |
Lukas 19:29 | En het geschiedde, als Hij nabij Beth-fage en Bethanie gekomen was, aan den berg, genaamd den Olijfberg, dat Hij twee van Zijn discipelen uitzond, |
Lukas 21:2 | En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine [penningen] daarin werpen. |
Lukas 22:38 | En zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot hen: Het is genoeg. |
Lukas 23:32 | En er werden ook twee anderen, zijnde kwaaddoeners, geleid, om met Hem gedood te worden. |
Lukas 24:4 | En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. |
Lukas 24:13 | En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een vlek, dat zestig stadien van Jeruzalem was, welks naam was Emmaus; |
Johannes 1:35 | Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. |
Johannes 1:37 | En die twee discipelen hoorden hem [dat] spreken, en zij volgden Jezus. |
Johannes 1:40 | Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure. |
Johannes 2:6 | En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten. |