G1519 εἰς
tot, in, naar, voor, onder
Mattheus 26:52 | Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. |
Mattheus 26:67 | Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten. |
Mattheus 26:71 | En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere [dienstmaagd], en zeide tot degenen, die aldaar [waren]: Deze was ook met Jezus den Nazarener. |
Mattheus 27:6 | En de overpriesters, de zilveren [penningen] nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is. |
Mattheus 27:7 | En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreemdelingen. |
Mattheus 27:10 | En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft. |
Mattheus 27:27 | Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. |
Mattheus 27:30 | En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd. |
Mattheus 27:31 | En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. |
Mattheus 27:33 | En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha, welke is gezegd Hoofdschedelplaats, |
Mattheus 27:51 | En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeen, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden; |
Mattheus 27:53 | En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen. |
Mattheus 28:1 | En laat [na] de sabbat, als het begon te lichten, tegen den eersten [dag] der week, kwam Maria Magdalena, en de andere Maria, om het graf te bezien. |
Mattheus 28:7 | En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. |
Mattheus 28:10 | Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. |
Mattheus 28:11 | En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren. |
Mattheus 28:16 | En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. |
Mattheus 28:19 | Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. |
Markus 1:4 | Johannes was dopende in de woestijn, en predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden. |
Markus 1:9 | En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, [gelegen] in Galilea, en werd van Johannes gedoopt in de Jordaan. |