Lukas 12:15 | En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed [gelegen], dat iemand leeft uit zijn goederen. |
Lukas 12:25 | Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? |
Lukas 12:36 | En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat, als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen. |
Lukas 14:28 | Want wie van u, willende een toren bouwen, zit niet eerst neder, en overrekent de kosten, of hij ook heeft, hetgeen tot volmaking [nodig is]? |
Lukas 14:33 | Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn. |
Lukas 15:4 | Wat mens onder u, hebbende honderd schapen; en een van die verliezende, verlaat niet de negen en negentig in de woestijn, en gaat naar het verlorene, totdat hij hetzelve vinde? |
Lukas 16:9 | En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. |
Lukas 16:31 | Doch [Abraham] zeide tot hem: Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen. |
Lukas 17:7 | En wie van u heeft een dienstknecht ploegende, of [de beesten] hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan? |
Lukas 17:15 | En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende. |
Lukas 17:24 | Want gelijk de bliksem, die van het ene [einde] onder den hemel bliksemt, tot het andere onder den hemel schijnt, alzo zal ook de Zoon des mensen wezen in Zijn dag. |
Lukas 18:21 | En hij zeide: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid aan. |
Lukas 19:22 | Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht! Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb. |
Lukas 20:4 | De doop van Johannes, was die uit den Hemel, of uit de mensen? |
Lukas 20:5 | En zij overleiden onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij dan hem niet geloofd? |
Lukas 20:6 | En indien wij zeggen: Uit de mensen; zo zal ons al het volk stenigen; want zij houden voor zeker, dat Johannes een profeet was. |
Lukas 20:35 | Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; |
Lukas 20:42 | En David zelf zegt in het boek der psalmen: De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter[hand], |
Lukas 21:4 | Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, [daarin] geworpen. |
Lukas 21:16 | En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er [sommigen] uit u doden. |