G1698 ἐμοί
mij, mijzelf

Bijbelteksten

Johannes 19:10Pilatus dan zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij niet? Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?
Handelingen 10:28En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten.
Handelingen 11:12En de Geest zeide tot mij, dat ik met hen gaan zou, niet twijfelende. En met mij gingen ook deze zes broeders, en wij zijn in des man huis ingegaan.
Handelingen 22:9En die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen, Die tot mij sprak, hoorden zij niet.
Handelingen 24:20Of dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben, als ik voor den raad stond;
Handelingen 26:13Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende.
Handelingen 28:18Dewelken, mij onderzocht hebbende, wilden [mij] loslaten, omdat geen schuld des doods in mij was.
Romeinen 7:8Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood.
Romeinen 7:13Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde [is mij de dood geworden]; opdat zij zou openbaar worden zonde [te zijn]; werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate werd zondigende door het gebod.
Romeinen 7:17Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
Romeinen 7:18Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is [wel] bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
Romeinen 7:20Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
Romeinen 7:21Zo vind ik dan deze wet [in mij]: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
Romeinen 12:19Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij [komt] de wraak [toe]; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
Romeinen 14:11Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God belijden.
1 Corinthiers 4:3Doch mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven niet.
1 Corinthiers 9:15Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand dezen mijn roem zou ijdel maken.
1 Corinthiers 14:11Indien ik dan de kracht der stem niet weet, zo zal ik hem, die spreekt, barbaars zijn; en hij, die spreekt, zal bij mij barbaars zijn.
1 Corinthiers 15:10Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die [aan] mij [bewezen is], is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is.
1 Corinthiers 16:4En indien het [der moeite] waardig mocht zijn, dat ik ook [zelf] reizen zou, zo zullen zij met mij reizen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin