G1905 ἐπερωτάω
aanspreken, vragen

Bijbelteksten

Mattheus 12:10En ziet, er was een mens, die een dorre hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten beschuldigen).
Mattheus 16:1En de Farizeen en Sadduceen tot Hem gekomen zijnde, en [Hem] verzoekende, begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit den hemel zou tonen.
Mattheus 17:10En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen?
Mattheus 22:23Te dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen, die zeggen, dat er geen opstanding is, en vraagden Hem,
Mattheus 22:35En een uit hen, [zijnde] een Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende:
Mattheus 22:41Als nu de Farizeen samenvergaderd waren, vraagde hun Jezus,
Mattheus 22:46En niemand kon Hem een woord antwoorden, noch iemand durfde Hem van dien dag aan [iets] meer vragen.
Mattheus 27:11En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het.
Markus 5:9En Hij vraagde hem: Welke is uw naam? En hij antwoordde, zeggende: Mijn naam is Legio; want wij zijn velen.
Markus 7:5Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen?
Markus 7:17En toen Hij van de schare in huis gekomen was, vraagden Hem Zijn discipelen van de gelijkenis.
Markus 8:5En Hij vraagde hun: Hoeveel broden hebt gij? En zij zeiden: Zeven.
Markus 8:23En de hand des blinden genomen hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen, en legde de handen op hem, en vraagde hem, of hij iets zag.
Markus 8:27En Jezus ging uit en Zijn discipelen naar de vlekken van Cesarea Filippi. En op den weg vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende tot hen: Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?
Markus 9:11En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de Schriftgeleerden, dat Elias eerst komen moet?
Markus 9:16En Hij vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen?
Markus 9:21En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zeide: Van [zijn] kindsheid af.
Markus 9:28En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?
Markus 9:32Maar zij verstonden dat woord niet, en zij vreesden Hem te vragen.
Markus 9:33En Hij kwam te Kapernaum, en in het huis gekomen zijnde, vraagde Hij hun: Waarvan hadt gij woorden onder elkander op den weg?

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken