G2036 ἔπω
spreken, zeggen

Bijbelteksten

Handelingen 17:32Als zij nu van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen [daarmede]; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan horen.
Handelingen 18:6Maar als zij wederstonden en lasterden, schudde hij [zijn] klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed [zij] op uw hoofd; ik ben rein; [en] van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan.
Handelingen 18:9En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet.
Handelingen 18:14En als Paulus [zijn] mond zou opendoen, zeide Gallio tot de Joden: Zo er enig ongelijk, of kwaad stuk [begaan] ware, o Joden, zo zou ik met reden ulieden verdragen;
Handelingen 18:21Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze.
Handelingen 19:2Zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, of er een Heiligen Geest is.
Handelingen 19:3En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In den doop van Johannes.
Handelingen 19:4Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene, Die na hem kwam, dat is, in Christus Jezus.
Handelingen 19:15Maar de boze geest, antwoordende, zeide: Jezus ken ik, en Paulus weet ik; maar gijlieden, wie zijt gij?
Handelingen 19:21En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonie en Achaje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien.
Handelingen 19:25Welke hij samenvergaderd hebbende, met de handwerkers van dergelijke dingen, zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben;
Handelingen 20:10Doch Paulus, afgekomen zijnde, viel op hem, en [hem] omvangende, zeide hij: Weest niet beroerd; want zijn ziel is in hem.
Handelingen 20:18En als zij tot hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gijlieden weet, van den eersten dag af, dat ik in Azie ben aangekomen, hoe ik bij u den gansen tijd geweest ben;
Handelingen 20:35Ik heb u in alles getoond, dat men, alzo arbeidende, de zwakken moet opnemen, en gedenken aan de woorden van den Heere Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven, dan te ontvangen.
Handelingen 20:36En als hij dit gezegd had, heeft hij nederknielende met hen allen gebeden.
Handelingen 21:11En hij kwam tot ons, en nam den gordel van Paulus, en zichzelven handen en voeten gebonden hebbende, zeide: Dit zegt de Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen de Joden alzo te Jeruzalem binden, en overleveren in de handen der heidenen.
Handelingen 21:14En als hij zich niet liet afraden, hielden wij ons tevreden, zeggende: De wil des Heeren geschiede.
Handelingen 21:37En als Paulus [nu] in de legerplaats zou geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks?
Handelingen 21:39Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van gene onvermaarde stad in Cilicie, en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken.
Handelingen 22:8En ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zeide tot mij: Ik ben Jezus, de Nazarener, Welken gij vervolgt.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel