Johannes 19:12 | Van toen af zocht Pilatus Hem los te laten; maar de Joden riepen, zeggende: Indien gij Dezen loslaat, zo zijt gij des keizers vriend niet; een iegelijk, die zichzelven koning maakt, wederspreekt den keizer. |
Johannes 20:15 | Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, [zo] gij Hem [weg]gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen. |
Handelingen 9:11 | En de Heere [zeide] tot hem: Sta op, en ga in de straat, genaamd de Rechte, en vraag in het huis van Judas naar [een], met name Saulus, van Tarsen; want zie, hij bidt. |
Handelingen 10:19 | En als Petrus over dat gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; |
Handelingen 10:21 | En Petrus ging af tot de mannen die van Cornelius tot hem gezonden waren, en zeide: Ziet, ik ben het, dien gij zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij hier zijt? |
Handelingen 13:8 | Maar Elymas, de tovenaar (want alzo wordt zijn naam overgezet), wederstond hen, zoekende den stadhouder van het geloof af te keren. |
Handelingen 13:11 | En nu zie, de hand des Heeren [is] tegen u, en gij zult blind zijn, en de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel op hem donkerheid en duisternis: en rondom gaande, zocht hij, die [hem] met de hand mochten leiden. |
Handelingen 16:10 | Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonie te reizen, besluitende [daaruit], dat ons de Heere geroepen had, om denzelven het Evangelie te verkondigen. |
Handelingen 17:5 | Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, [dit] benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op het huis van Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. |
Handelingen 17:27 | Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. |
Handelingen 21:31 | En als zij hem zochten te doden, kwam het gerucht tot den overste der bende, dat geheel Jeruzalem in verwarring was. |
Handelingen 27:30 | Maar als de scheepslieden zochten uit het schip te vlieden, en de boot nederlieten in de zee, onder den schijn, alsof zij uit het voorschip de ankers zouden uitbrengen, |
Romeinen 2:7 | Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; |
Romeinen 10:3 | Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen. |
Romeinen 10:20 | En Jesaja verstout zich, en zegt: Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden. |
Romeinen 11:3 | Heere! zij hebben Uw profeten gedood, en Uw altaren omgeworpen; en ik ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel. |
1 Corinthiers 1:22 | Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken; |
1 Corinthiers 4:2 | En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde. |
1 Corinthiers 7:27 | Zijt gij aan een vrouw verbonden, zoek geen ontbinding; zijt gij ongebonden van een vrouw, zoek geen vrouw. |
1 Corinthiers 10:24 | Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk [zoeke] dat des anderen is. |