G2257 ἡμῶν
onze, wij, ons

Bijbelteksten

Handelingen 17:20Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil.
Handelingen 17:27Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons.
Handelingen 19:25Welke hij samenvergaderd hebbende, met de handwerkers van dergelijke dingen, zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben;
Handelingen 20:21Betuigende, beiden Joden en Grieken, de bekering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus.
Handelingen 21:10En als wij [daar] vele dagen gebleven waren, kwam er een zeker profeet af van Judea, met name Agabus;
Handelingen 21:17En als wij te Jeruzalem gekomen waren, ontvingen ons de broeders blijdelijk.
Handelingen 22:14En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen.
Handelingen 24:4Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid [u], dat gij ons, naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort.
Handelingen 26:7Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag [God] dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
Handelingen 26:14En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan.
Handelingen 27:10En zeide tot hen: Mannen, ik zie, dat de vaart zal geschieden met hinder en grote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven.
Handelingen 27:18En alzo wij van het onweder geweldiglijk geslingerd werden, deden zij den volgende [dag] een uitworp;
Handelingen 27:27Als nu de veertiende nacht gekomen was, alzo wij in de Adriatische zee herwaarts en derwaarts gedreven werden, omtrent het midden des nachts, vermoedden de scheepslieden, dat hun enig land naderde.
Handelingen 28:15En vandaar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appiusmarkt, en de drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en greep moed.
Handelingen 28:25En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus [dit] ene woord gezegd had, [namelijk]: Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen,
Romeinen 1:4Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) [namelijk] Jezus Christus, onzen Heere:
Romeinen 1:7Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen heiligen, genade zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Romeinen 3:5Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over [ons] brengt? (Ik spreek naar den mens.)
Romeinen 4:1Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
Romeinen 4:12En een vader der besnijdenis, dengenen [namelijk], die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen vader Abraham, hetwelk in de voorhuid was.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel