Mattheus 2:2 | Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. |
Mattheus 27:11 | En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het. |
Mattheus 27:29 | En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter[hand]; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! |
Mattheus 27:37 | En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER JODEN. |
Mattheus 28:15 | En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag. |
Markus 7:3 | Want de Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij [eerst] de handen dikmaals wassen, houdende de inzettingen der ouden. |
Markus 15:2 | En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het. |
Markus 15:9 | En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate? |
Markus 15:12 | En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik [met Hem] doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt? |
Markus 15:18 | En begonnen Hem te groeten, [zeggende]: Wees gegroet, [Gij] Koning der Joden! |
Markus 15:26 | En het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN. |
Lukas 7:3 | En van Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen der Joden, Hem biddende, dat Hij wilde komen, en zijn dienstknecht gezond maken. |
Lukas 23:3 | En Pilatus vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordde hem en zeide: Gij zegt het. |
Lukas 23:37 | En zeiden: Indien gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelven. |
Lukas 23:38 | En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE IS DE KONING DER JODEN. |
Lukas 23:51 | (Deze had niet mede bewilligd in hun raad en handel) van Arimathea, een stad der Joden, en die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; |
Johannes 1:19 | En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden [enige] priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij? |
Johannes 2:6 | En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten. |
Johannes 2:13 | En het pascha der Joden was nabij, en Jezus ging op naar Jeruzalem. |
Johannes 2:18 | De Joden antwoordden dan, en zeiden tot Hem: Wat teken toont Gij ons, dat Gij deze dingen doet? |