Mattheus 3:8 | Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig. |
Mattheus 3:10 | En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
Mattheus 7:16 | Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? |
Mattheus 7:17 | Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten. |
Mattheus 7:18 | Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen. |
Mattheus 7:19 | Een ieder boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
Mattheus 7:20 | Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen. |
Mattheus 12:33 | Of maakt den boom goed en zijn vrucht goed; of maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt de boom gekend. |
Mattheus 13:8 | En een ander [deel] viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig[voud]. |
Mattheus 13:26 | Toen het nu [tot] kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. |
Mattheus 21:19 | En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. |
Mattheus 21:34 | Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen. |
Mattheus 21:41 | Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden zullen geven. |
Mattheus 21:43 | Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. |
Markus 4:7 | En het andere viel in de doornen, en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve, en het gaf geen vrucht. |
Markus 4:8 | En het andere viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging en wies; en het ene droeg dertig-, en het andere zestig-, en het andere honderd[voud]. |
Markus 4:29 | En als de vrucht [zich] voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is. |
Markus 11:14 | En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete [enige] vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. |
Markus 12:2 | En als het de tijd was, zond hij een dienstknecht tot de landlieden, opdat hij van de landlieden ontving van de vrucht des wijngaards. |
Lukas 1:42 | En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend [zijt] gij onder de vrouwen, en gezegend [is] de vrucht uws buiks! |