G2932 κτάομαι
verkrijgen, bezitten, verwerven (zich), trouwen (met een vrouw)

Bijbelteksten

Mattheus 10:9Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch koper[geld] in uw gordels;
Lukas 18:12Ik vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles, wat ik bezit.
Lukas 21:19Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.
Handelingen 1:18Deze dan heeft verworven een akker, door het loon der ongerechtigheid, en voorwaarts overgevallen zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort.
Handelingen 8:20Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt!
Handelingen 22:28En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor een grote som [gelds] verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben ook [een burger] geboren.
1 Thessalonicensen 4:4Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech