Markus 10:23 | En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods inkomen! |
Markus 10:24 | En de discipelen werden verbaasd over deze Zijn woorden. Maar Jezus, wederom antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen, die op het goed hun betrouwen zetten, in het Koninkrijk Gods ingaan! |
Markus 10:46 | En zij kwamen te Jericho. En als Hij en Zijn discipelen, en een grote schare van Jericho uitging, zat de zoon van Timeus, Bar-timeus, de blinde, aan den weg, bedelende. |
Markus 11:1 | En toen zij Jeruzalem genaakten, te Beth-fage en Bethanie, aan den Olijfberg, zond Hij twee van Zijn discipelen uit, |
Markus 11:14 | En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete [enige] vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. |
Markus 12:43 | En [Jezus], Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer ingeworpen heeft, dan allen, die in de schatkist geworpen hebben. |
Markus 13:1 | En als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester! zie, hoedanige stenen, en hoedanige gebouwen! |
Markus 14:12 | En op den eersten dag der ongehevelde [broden], wanneer zij het pascha slachtten, zeiden Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat Gij het pascha eet? |
Markus 14:13 | En Hij zond twee van Zijn discipelen uit, en zeide tot hen: Gaat henen in de stad, en u zal een mens ontmoeten, dragende een kruik water, volgt dien; |
Markus 14:14 | En zo waar hij ingaat, zegt tot den heer des huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? |
Markus 14:16 | En Zijn discipelen gingen uit, en kwamen in de stad, en vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha. |
Markus 14:32 | En zij kwamen in een plaats, welker naam was Gethsemane, en Hij zeide tot Zijn discipelen: Zit hier neder, totdat Ik gebeden zal hebben. |
Markus 16:7 | Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. |
Lukas 5:30 | En hun Schriftgeleerden en de Farizeen murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren? |
Lukas 5:33 | En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikmaals, en doen gebeden, desgelijks ook [de discipelen] der Farizeen, maar de Uwe eten en drinken? |
Lukas 6:1 | En het geschiedde op den tweeden eersten sabbat, dat Hij door het gezaaide ging; en Zijn discipelen plukten aren, en aten ze, [die] wrijvende met de handen. |
Lukas 6:13 | En als het dag was geworden, riep Hij Zijn discipelen tot Zich, en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen noemde: |
Lukas 6:17 | En met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, en [met Hem] de schare Zijner discipelen, en een grote menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem, en van den zeekant van Tyrus en Sidon; |
Lukas 6:20 | En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. |
Lukas 6:40 | De discipel is niet boven zijn meester; maar een iegelijk volmaakt [discipel] zal zijn gelijk zijn meester. |