G3107 μακάριος
gelukkig, gelukzalig, voorspoedig

Bijbelteksten

Mattheus 5:3Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:4Zalig [zijn] die treuren; want zij zullen vertroost worden.
Mattheus 5:5Zalig [zijn] de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven.
Mattheus 5:6Zalig [zijn] die hongeren en dorsten [naar] de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
Mattheus 5:7Zalig [zijn] de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
Mattheus 5:8Zalig [zijn] de reinen van hart; want zij zullen God zien.
Mattheus 5:9Zalig [zijn] de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
Mattheus 5:10Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:11Zalig zijt gij, als u [de mensen] smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.
Mattheus 11:6En zalig is hij, die aan Mij niet zal geergerd worden.
Mattheus 13:16Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.
Mattheus 16:17En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-jona! want vlees en bloed heeft u [dat] niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.
Mattheus 24:46Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
Lukas 1:45En zalig is [zij], die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden.
Lukas 6:20En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.
Lukas 6:21Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen.
Lukas 6:22Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil.
Lukas 7:23En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.
Lukas 10:23En Zich kerende naar de discipelen, zeide Hij [tot hen] alleen: Zalig zijn de ogen, die zien, hetgeen gij ziet.
Lukas 11:27En het geschiedde, als Hij deze dingen sprak, dat een zekere vrouw, de stem verheffende uit de schare, tot Hem zeide: Zalig is de buik, die U gedragen heeft, en de borsten, die Gij hebt gezogen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel