G3305 μέντοι
echter, intussen, werkelijk, heus

Bijbelteksten

Johannes 4:27En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar?
Johannes 7:13Nochtans sprak niemand vrijmoediglijk van Hem, om de vrees der Joden.
Johannes 12:42Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeen wil beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden.
Johannes 20:5En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij [er] niet in.
Johannes 21:4En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was.
2 Timotheus 2:19Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.
Jakobus 2:8Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel;
Judas 1:8Desgelijks evenwel ook dezen, in slaap gebracht zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij, en lasteren de heerlijkheden.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel