G3367 μηδείς
opdat niemand, niets

Bijbelteksten

Galaten 6:17Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
Efeziers 5:6Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.
Filippenzen 1:28En dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen, die tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, maar u der zaligheid, en dat van God.
Filippenzen 2:3[Doet] geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.
Filippenzen 4:6Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;
Colossenzen 2:18Dat [dan] niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses;
1 Thessalonicensen 3:3Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven, dat wij hiertoe gesteld zijn.
1 Thessalonicensen 4:12Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn, en geen ding van node hebt.
2 Thessalonicensen 2:3Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want [die komt niet], tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs;
2 Thessalonicensen 3:11Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.
1 Timotheus 4:12Niemand verachte uw jonkheid, maar zijt een voorbeeld der gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid.
1 Timotheus 5:14Ik wil dan, dat de jonge [weduwen] huwelijken, kinderen telen, het huis regeren, geen oorzaak van lastering aan de wederpartij geven.
1 Timotheus 5:21Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, niets doende naar toegenegenheid.
1 Timotheus 5:22Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden; bewaar uzelven rein.
1 Timotheus 6:4Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent [twist]vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen.
Titus 2:8Het woord gezond [en] onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen.
Titus 2:15Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst. Dat niemand u verachte.
Titus 3:2Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, [maar] bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
Titus 3:13Geleid Zenas, den wetgeleerde, en Apollos zorgvuldiglijk, opdat hun niets ontbreke.
Hebreeen 10:2Anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden, omdat degenen, die den dienst pleegden, geen geweten meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde;

Mede mogelijk dankzij