G3588 ὁ, ἡ, τό
de, het, dit, dat, deze

Bijbelteksten

Mattheus 3:13Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.
Mattheus 3:14Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?
Mattheus 3:15Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.
Mattheus 3:16En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen.
Mattheus 3:17En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!
Mattheus 4:1Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel.
Mattheus 4:3En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.
Mattheus 4:4Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.
Mattheus 4:5Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels;
Mattheus 4:6En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en [dat] zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot.
Mattheus 4:7Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken.
Mattheus 4:8Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, en hun heerlijkheid;
Mattheus 4:10Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.
Mattheus 4:11Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem.
Mattheus 4:12Als nu Jezus gehoord had, dat Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galilea;
Mattheus 4:13En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali;
Mattheus 4:14Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende:
Mattheus 4:15Het land Zebulon en het land Nafthali [aan den] weg der zee over de Jordaan, Galilea der volken;
Mattheus 4:16Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.
Mattheus 4:17Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs