G3739 ὅς
wie, welke, wat, dat, terwijl

Bijbelteksten

Mattheus 23:37Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
Mattheus 24:2En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
Mattheus 24:38Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging;
Mattheus 24:44Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
Mattheus 24:45Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hunlieder [hun] voedsel te geven ter rechter tijd?
Mattheus 24:46Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
Mattheus 24:50Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage, in welken hij [hem] niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet;
Mattheus 25:13Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in welke de Zoon des mensen komen zal.
Mattheus 25:15En den ene gaf hij vijf talenten, en den anderen twee, en den derden een, een iegelijk naar zijn vermogen, en verreisde terstond.
Mattheus 25:29Want een iegelijk, die heeft, [dien] zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
Mattheus 26:13Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, [daar] zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft.
Mattheus 26:24De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt! het ware hem goed, zo die mens niet geboren ware geweest.
Mattheus 26:36Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben.
Mattheus 26:48En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het, grijpt Hem.
Mattheus 26:50Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus, en grepen Hem.
Mattheus 27:9Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren [penningen] genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben;
Mattheus 27:15En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden.
Mattheus 27:33En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha, welke is gezegd Hoofdschedelplaats,
Mattheus 27:56Onder dewelke was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeus.
Mattheus 27:57En als het avond geworden was, kwam een rijk man van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen