G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan
Mattheus 22:43 | Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, [zijn] Heere? zeggende: |
Mattheus 22:45 | Indien Hem dan David noemt [zijn] Heere, hoe is Hij zijn Zoon? |
Mattheus 23:3 | Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt [dat] en doet [het]; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet. |
Mattheus 23:20 | Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is. |
Mattheus 24:15 | Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniel, de profeet, staande in de heilige plaats; (die [het] leest, die merke daarop!) |
Mattheus 24:26 | Zo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, [hij is] in de binnenkameren; gelooft het niet. |
Mattheus 24:42 | Waakt dan; want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. |
Mattheus 25:13 | Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in welke de Zoon des mensen komen zal. |
Mattheus 25:27 | Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben, en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben met woeker. |
Mattheus 25:28 | Neemt dan van hem het talent weg, en geeft het dengene, die de tien talenten heeft. |
Mattheus 26:54 | Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, [die zeggen], dat het alzo geschieden moet? |
Mattheus 27:17 | Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus? |
Mattheus 27:22 | Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen [met] Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. |
Mattheus 27:64 | Beveel dan, dat het graf verzekerd worde tot den derden dag toe, opdat Zijn discipelen misschien niet komen bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot het volk: Hij is opgestaan van de doden; en [zo] zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste. |
Markus 3:31 | Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem. |
Markus 10:9 | Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. |
Markus 11:31 | En zij overlegden onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
Markus 12:6 | Als hij dan nog een zoon had, die hem lief was, zo heeft hij ook dien ten laatste tot hen gezonden, zeggende: Zij zullen immers mijn zoon ontzien. |
Markus 12:9 | Wat zal dan de heer des wijngaards doen? Hij zal komen, en de landlieden verderven, en den wijngaard aan anderen geven. |
Markus 12:27 | God is niet een [God] der doden, maar een God der levenden. Gij dwaalt dan zeer. |