G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan
Lukas 11:34 | De kaars des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw [gehele] lichaam duister. |
Lukas 11:35 | Zie dan toe, dat niet het licht, hetwelk in u is, duisternis zij. |
Lukas 11:36 | Indien dan uw lichaam geheel verlicht is, niet hebbende enig deel, dat duister is, zo zal het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het schijnsel u verlicht. |
Lukas 12:7 | Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven. |
Lukas 12:26 | Indien gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd? |
Lukas 12:40 | Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. |
Lukas 13:14 | En de overste der synagoge, kwalijk nemende, dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in dezelve, en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. |
Lukas 13:15 | De Heere dan antwoordde hem en zeide: Gij geveinsde, maakt niet een iegelijk van u op den sabbat zijn os of ezel van de kribbe los, en leidt [hem] heen om te doen drinken? |
Lukas 14:33 | Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn. |
Lukas 15:28 | Maar hij werd toornig, en wilde niet ingaan. Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem. |
Lukas 16:11 | Zo gij dan in den onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen? |
Lukas 16:27 | En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; |
Lukas 19:12 | Hij zeide dan: Een zeker welgeboren man reisde in een ver[gelegen] land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren. |
Lukas 20:15 | En als zij hem buiten den wijngaard uitgeworpen hadden, doodden zij [hem]. Wat zal dan de heer des wijngaards hun doen? |
Lukas 20:17 | Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden? |
Lukas 20:29 | Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. |
Lukas 20:33 | In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad. |
Lukas 20:44 | David dan noemt Hem [zijn] Heere; en hoe is Hij zijn Zoon? |
Lukas 21:7 | En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden? |
Lukas 21:8 | En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben [de Christus]; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na. |