G3778 οὗτος
deze, dit

Bijbelteksten

Handelingen 19:26En gij ziet en hoort, dat deze Paulus veel volk, niet alleen van Efeze, maar ook bijna van geheel Azie, overreed en afgekeerd heeft, zeggende, dat het geen goden zijn, die met handen gemaakt worden.
Handelingen 19:40Want wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd worden om [den dag] van heden, alzo er geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven van deze oploop. En dit gezegd hebbende, liet hij de vergadering gaan.
Handelingen 20:5Dezen, vooraf heengegaan zijnde, wachtten ons te Troas.
Handelingen 20:34En gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen, die met mij waren, gediend hebben.
Handelingen 21:11En hij kwam tot ons, en nam den gordel van Paulus, en zichzelven handen en voeten gebonden hebbende, zeide: Dit zegt de Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen de Joden alzo te Jeruzalem binden, en overleveren in de handen der heidenen.
Handelingen 21:15En na die dagen maakten wij ons gereed, en gingen op naar Jeruzalem.
Handelingen 21:28Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen [man] overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.
Handelingen 22:3Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliel onderwezen naar de bescheidenste wijze der vaderlijke wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt;
Handelingen 22:4Die dezen weg vervolgd heb tot den dood, bindende en in de gevangenissen overleverende beiden mannen en vrouwen.
Handelingen 22:26Als nu de hoofdman over honderd [dat] hoorde, ging hij toe, en boodschapte het den overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want deze mens is een Romein.
Handelingen 22:28En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor een grote som [gelds] verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben ook [een burger] geboren.
Handelingen 23:1En Paulus, de ogen op den raad houdende, zeide: Mannen broeders! ik heb met alle goed geweten voor God gewandeld tot op dezen dag.
Handelingen 23:13En zij waren meer dan veertig, die dezen eed te zamen gedaan hadden;
Handelingen 24:15Hebbende hoop op God, welke dezen ook zelf verwachten, dat er een opstanding der doden wezen zal, beiden der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen.
Handelingen 24:20Of dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben, als ik voor den raad stond;
Handelingen 24:21Dan van dit enig woord, hetwelk ik riep, staande onder hen: Over de opstanding der doden word ik heden van ulieden geoordeeld!
Handelingen 25:11Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer.
Handelingen 26:22Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude:
Handelingen 26:31En aan een zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende: Deze mens doet niets des doods of der banden waardig.
Handelingen 26:32En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel