G3799 ὄψις
zien, zicht, gezicht, uiterlijke verschijning, aanblik

Bijbelteksten

Johannes 7:24Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel.
Johannes 11:44En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem, en laat hem heengaan.
Openbaring 1:16En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht.

Mede mogelijk dankzij