Mattheus 26:11 | Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd. |
Markus 14:7 | Want de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij hebt gij niet altijd. |
Lukas 15:31 | En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe. |
Lukas 18:1 | En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe [strekkende], dat men altijd bidden moet, en niet vertragen; |
Johannes 6:34 | Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. |
Johannes 7:6 | Jezus dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet hier, maar uw tijd is altijd bereid. |
Johannes 8:29 | En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is. |
Johannes 11:42 | Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik [dit] gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 12:8 | Want de armen hebt gijlieden altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd. |
Johannes 18:20 | Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen samenkomen; en in het verborgen heb Ik niets gesproken. |
Romeinen 1:10 | Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen. |
1 Corinthiers 1:4 | Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus; |
1 Corinthiers 15:58 | Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. |
2 Corinthiers 2:14 | En Gode zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. |
2 Corinthiers 4:10 | Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden. |
2 Corinthiers 5:6 | Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere; |
2 Corinthiers 9:8 | En God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u; opdat gij in alles te allen tijd, alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn. |
Galaten 4:18 | Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben; |
Efeziers 5:20 | Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus; |
Filippenzen 1:4 | (Te allen tijd in al mijn gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende) |