Mattheus 4:2 | En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. |
Mattheus 5:6 | Zalig [zijn] die hongeren en dorsten [naar] de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. |
Mattheus 12:1 | In dien tijd ging Jezus op een sabbatdag door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren te plukken en te eten. |
Mattheus 12:3 | Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun die met hem [waren]? |
Mattheus 21:18 | En des morgens vroeg, als Hij wederkeerde naar de stad, hongerde Hem. |
Mattheus 25:35 | Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. |
Mattheus 25:37 | Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd? of dorstig, en te drinken gegeven? |
Mattheus 25:42 | Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; |
Mattheus 25:44 | Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? |
Markus 2:25 | En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, wat David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem [waren]? |
Markus 11:12 | En des anderen daags, als zij uit Bethanie gingen, hongerde Hem. |
Lukas 1:53 | Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden. |
Lukas 4:2 | En werd veertig dagen verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen, en als dezelve geeindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste. |
Lukas 6:3 | En Jezus, hun antwoordende, zeide: Hebt gij ook dat niet gelezen, hetwelk David deed, wanneer hem hongerde, en dengenen, die met hem waren? |
Lukas 6:21 | Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen. |
Lukas 6:25 | Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en wenen. |
Johannes 6:35 | En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. |
Romeinen 12:20 | Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. |
1 Corinthiers 4:11 | Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats; |
1 Corinthiers 11:21 | Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken. |