Mattheus 2:8 | En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
Mattheus 11:2 | En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen; |
Mattheus 14:10 | En zond heen, en onthoofdde Johannes in den kerker. |
Mattheus 22:7 | Als nu de koning [dat] hoorde, werd hij toornig, en zijn krijgsheiren zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand gestoken. |
Markus 5:12 | En al de duivelen baden Hem, zeggende: Zend ons in die zwijnen, opdat wij in dezelve mogen varen. |
Lukas 4:26 | En tot geen van haar werd Elias gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, [die] weduwe [was]. |
Lukas 7:6 | En Jezus ging met hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem [enige] vrienden, en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen. |
Lukas 7:10 | En die gezonden waren, wedergekeerd zijnde in het huis, vonden den kranken dienstknecht gezond. |
Lukas 7:19 | En Johannes, zekere twee van zijn discipelen tot zich geroepen hebbende, zond hen tot Jezus, zeggende: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen? |
Lukas 15:15 | En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers deszelven lands; en die zond hem op zijn land om de zwijnen te weiden. |
Lukas 16:24 | En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam. |
Lukas 16:27 | En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; |
Lukas 20:11 | En wederom zond hij nog een anderen dienstknecht; maar ook dien geslagen en smadelijk behandeld hebbende, zonden zij [hem] ledig heen. |
Lukas 20:12 | En wederom zond hij nog een derden; maar zij verwondden ook dezen, en wierpen [hem] uit. |
Lukas 20:13 | En de heer des wijngaards zeide: Wat zal ik doen? Ik zal mijn geliefden zoon zenden; mogelijk dezen ziende, zullen zij [hem] ontzien. |
Johannes 1:22 | Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelven? |
Johannes 1:33 | En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt. |
Johannes 4:34 | Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge. |
Johannes 5:23 | Opdat zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die den Zoon niet eert, eert den Vader niet, Die Hem gezonden heeft. |
Johannes 5:24 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. |