Mattheus 6:29 | En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. |
Mattheus 6:31 | Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? |
Mattheus 25:36 | [Ik was] naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. |
Mattheus 25:38 | En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? |
Mattheus 25:43 | Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht. |
Markus 14:51 | En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte [lijf], en de jongelingen grepen hem. |
Markus 16:5 | En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter[zijde], bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd. |
Lukas 12:27 | Aanmerkt de lelien, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze. |
Lukas 19:43 | Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een begraving rondom u zullen opwerpen, en zullen u omsingelen, en u van alle zijden benauwen; |
Lukas 23:11 | En Herodes met zijn krijgslieden Hem veracht en bespot hebbende, deed Hem een blinkend kleed aan, en zond Hem weder tot Pilatus. |
Johannes 19:2 | En de krijgsknechten, een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen kleed om; |
Handelingen 12:8 | En de engel zeide tot hem: Omgord u, en bind uw schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel om, en volg mij. |
Openbaring 3:5 | Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. |
Openbaring 3:18 | Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. |
Openbaring 4:4 | En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. |
Openbaring 7:9 | Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm[takken] waren in hun handen. |
Openbaring 7:13 | En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen? |
Openbaring 10:1 | En ik zag een anderen sterken engel, afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven [zijn] hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur. |
Openbaring 11:3 | En Ik zal Mijn twee getuigen [macht] geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed. |
Openbaring 12:1 | En er werd een groot teken gezien in den hemel; [namelijk] een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; |