Mattheus 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. |
Mattheus 5:47 | En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? |
Mattheus 11:9 | Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet. |
Mattheus 23:13 | Maar wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden! want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij [daar] niet ingaat, noch degenen, die ingaan zouden, laat ingaan. |
Markus 6:51 | En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd. |
Markus 12:40 | Welke de huizen der weduwen opeten, en [dat] onder den schijn van lang te bidden. Dezen zullen zwaarder oordeel ontvangen. |
Markus 14:31 | Maar hij zeide nog des te meer: Al moest ik met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! En insgelijks zeiden zij ook allen. |
Lukas 7:26 | Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet. |
Lukas 12:4 | En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en daarna niet meer kunnen doen. |
Lukas 12:48 | Maar die [denzelven] niet geweten heeft, en gedaan heeft [dingen], die slagen waardig zijn, die zal met weinige [slagen] geslagen worden. En een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geeist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen. |
Lukas 20:47 | Die der weduwen huizen opeten, en onder een schijn lange gebeden doen; dezen zullen zwaarder oordeel ontvangen. |
Johannes 10:10 | De dief komt niet, dan opdat hij stele, en slachte, en verderve; Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en overvloed hebben. |
Romeinen 3:1 | Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis? |
1 Corinthiers 12:23 | En die ons dunken de minst eerlijke [leden] des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke [leden] hebben overvloediger versiering. |
1 Corinthiers 12:24 | Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan dezelve] heeft; |
1 Corinthiers 15:10 | Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die [aan] mij [bewezen is], is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is. |
2 Corinthiers 2:7 | Alzo dat gij daarentegen [hem] liever [moet] vergeven en vertroosten, opdat de zodanige door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden. |
2 Corinthiers 9:1 | Want van de bediening, die voor de heiligen [geschiedt], is mij onnodig aan u te schrijven. |
2 Corinthiers 10:8 | Want indien ik ook iets overvloediger zou roemen van onze macht, welke de Heere ons gegeven heeft tot stichting, en niet tot uw nederwerping, zo zal ik niet beschaamd worden; |