G4095 πίνω
drinken

Bijbelteksten

Lukas 5:30En hun Schriftgeleerden en de Farizeen murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?
Lukas 5:33En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikmaals, en doen gebeden, desgelijks ook [de discipelen] der Farizeen, maar de Uwe eten en drinken?
Lukas 5:39En niemand, die ouden drinkt, begeert terstond nieuwen; want hij zegt: De oude is beter.
Lukas 7:33Want Johannes de Doper is gekomen, noch brood etende, noch wijn drinkende; en gij zegt: Hij heeft den duivel.
Lukas 7:34De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een Mens, [Die] een vraat en wijnzuiper [is], een Vriend van tollenaren en zondaren.
Lukas 10:7En blijft in datzelve huis, etende en drinkende, hetgeen van hen [voorgezet wordt]; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van [het ene] huis in [het andere] huis.
Lukas 12:19En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk.
Lukas 12:29En gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig.
Lukas 12:45Maar indien dezelve dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden;
Lukas 13:26Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd.
Lukas 17:8Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord u, en dien mij, totdat ik zal gegeten en gedronken hebben; en eet en drink gij daarna?
Lukas 17:27Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen.
Lukas 17:28Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden;
Lukas 22:18Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken zal van de vrucht des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn.
Lukas 22:30Opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk, en zit op tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels.
Johannes 4:7Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.
Johannes 4:9Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.
Johannes 4:10Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.
Johannes 4:12Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen, en zijn vee?
Johannes 4:13Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten:

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen