G4100 πιστεύω
denken dat waar is, overtuigd zijn van, geloven, vertrouwen schenken aan
Johannes 6:40 | En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. |
Johannes 6:47 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. |
Johannes 6:64 | Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou. |
Johannes 6:69 | En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. |
Johannes 7:5 | Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem. |
Johannes 7:31 | En velen uit de schare geloofden in Hem, en zeiden: Wanneer de Christus zal gekomen zijn, zal Hij ook meer tekenen doen dan die, welke Deze gedaan heeft? |
Johannes 7:38 | Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. |
Johannes 7:39 | (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.) |
Johannes 7:48 | Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeen? |
Johannes 8:24 | Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik [Die] ben, gij zult in uw zonden sterven. |
Johannes 8:30 | Als Hij deze dingen sprak, geloofden velen in Hem. |
Johannes 8:31 | Jezus dan zeide tot de Joden, die [in] Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen; |
Johannes 8:45 | Maar Mij, omdat Ik [u] de waarheid zeg, gelooft gij niet. |
Johannes 8:46 | Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet? |
Johannes 9:18 | De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was. |
Johannes 9:35 | Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God? |
Johannes 9:36 | Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven? |
Johannes 9:38 | En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem. |
Johannes 10:25 | Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd, en gij gelooft het niet. De werken, die Ik doe in den Naam Mijns Vaders, die getuigen van Mij. |
Johannes 10:26 | Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. |