Johannes 13:19 | Van nu zeg Ik het ulieden, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt, dat Ik het ben. |
Johannes 14:1 | Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. |
Johannes 14:10 | Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader [ben], en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken. |
Johannes 14:11 | Gelooft Mij, dat Ik in den Vader [ben] en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve. |
Johannes 14:12 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader. |
Johannes 14:29 | En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is; opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt. |
Johannes 16:9 | Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; |
Johannes 16:27 | Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan. |
Johannes 16:30 | Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt. |
Johannes 16:31 | Jezus antwoordde hun: Gelooft gij nu? |
Johannes 17:8 | Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 17:20 | En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. |
Johannes 17:21 | Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 19:35 | En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig; en hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven moogt. |
Johannes 20:8 | Toen ging dan ook de andere discipel [er] in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde. |
Johannes 20:25 | De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven. |
Johannes 20:29 | Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig [zijn zij], die niet zullen gezien hebben en [nochtans] zullen geloofd hebben. |
Johannes 20:31 | Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam. |
Handelingen 2:44 | En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen; |
Handelingen 4:4 | En velen van degenen, die het woord gehoord hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijf duizend. |