Mattheus 9:16 | Ook zet niemand een lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed, en er wordt een ergere scheur. |
Markus 2:21 | En niemand naait een lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs nieuwe aangenaaide lap [iets] af van het oude [kleed], en er wordt een ergere scheur. |
Markus 8:20 | En toen Ik de zeven [brak] onder de vier duizend mannen, hoeveel volle manden met brokken gij opnaamt? En zij zeiden: Zeven. |
Johannes 1:16 | En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. |
Romeinen 11:12 | En indien hun val de rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid! |
Romeinen 11:25 | Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. |
Romeinen 13:10 | De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet. |
Romeinen 15:29 | En ik weet, dat ik, tot u komende, met vollen zegen des Evangelies van Christus komen zal. |
1 Corinthiers 10:26 | Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. |
1 Corinthiers 10:28 | Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet [het] niet, om desgenen wil, die [u dat] te kennen gegeven heeft, en [om] des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. |
Galaten 4:4 | Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; |
Efeziers 1:10 | Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is; |
Efeziers 1:23 | Welke Zijn lichaam is, [en] de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult. |
Efeziers 3:19 | En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. |
Efeziers 4:13 | Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus; |
Colossenzen 1:19 | Want het is [des Vaders] welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou; |
Colossenzen 2:9 | Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; |