Romeinen 12:20 | Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. |
Romeinen 13:3 | Want de oversten zijn niet [tot] een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben; |
Romeinen 13:4 | Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet. |
Romeinen 13:14 | Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden. |
Romeinen 15:26 | Want het heeft [dien van] Macedonie en Achaje goed gedacht een gemene handreiking te doen aan de armen onder de heiligen, die te Jeruzalem zijn. |
Romeinen 16:17 | En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij [van ons] geleerd hebt; en wijkt af van dezelve. |
1 Corinthiers 5:2 | En zijt gij [nog] opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft? |
1 Corinthiers 6:15 | Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen, en maken ze leden ener hoer? Dat zij verre. |
1 Corinthiers 6:18 | Vliedt de hoererij. Alle zonde, die de mens doet, is buiten het lichaam, maar die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. |
1 Corinthiers 7:36 | Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijn maagd, indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen. |
1 Corinthiers 7:37 | Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel. |
1 Corinthiers 7:38 | Alzo dan, die [haar] ten huwelijk uitgeeft, die doet wel; en die [ze] ten huwelijk niet uitgeeft, die doet beter. |
1 Corinthiers 9:23 | En dit doe ik om des Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede deelachtig zou worden. |
1 Corinthiers 10:13 | Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. |
1 Corinthiers 10:31 | Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets [anders] doet, doet het al ter ere Gods. |
1 Corinthiers 11:24 | En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 11:25 | Desgelijks [nam] Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [dien] zult drinken, tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 15:29 | Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt worden? Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt? |
1 Corinthiers 16:1 | Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen [geschiedt], gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo. |
2 Corinthiers 5:21 | Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. |