Efeziers 6:8 | Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve van den Heere zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije. |
Efeziers 6:9 | En gij heren, doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet, dat ook uw eigen Heere in de hemelen is, en [dat] geen aanneming des persoons bij Hem is. |
Filippenzen 1:4 | (Te allen tijd in al mijn gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende) |
Filippenzen 2:14 | Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken; |
Filippenzen 4:14 | Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking gemeenschap gehad hebt. |
Colossenzen 3:17 | En al wat gij doet met woorden of met werken, [doet] het alles in de Naam van de Heere Jezus, dankende God en de Vader door Hem. |
Colossenzen 3:23 | En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen, |
Colossenzen 4:16 | En wanneer deze zendbrief van u zal gelezen zijn, maakt, dat hij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen worde, en dat ook gij dien leest, die uit Laodicea [geschreven is]. |
1 Thessalonicensen 1:2 | Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden; |
1 Thessalonicensen 4:10 | Want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedonie zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt; |
1 Thessalonicensen 5:11 | Daarom vermaant elkander, en sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet. |
1 Thessalonicensen 5:24 | Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal. |
2 Thessalonicensen 3:4 | En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult. |
1 Timotheus 1:13 | Die te voren een [gods]lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb in [mijn] ongelovigheid. |
1 Timotheus 2:1 | Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; |
1 Timotheus 4:16 | Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij en uzelven behouden, en die u horen. |
1 Timotheus 5:21 | Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, niets doende naar toegenegenheid. |
2 Timotheus 4:5 | Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. |
Titus 3:5 | Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes; |
Filemon 1:4 | Ik dank mijn God, uwer altijd gedachtig zijnde in mijn gebeden; |